Een zonovergoten dag ligt voor ons, de warmste van het jaar met temperaturen tot boven de 30 graden. Een prima dag dus om te gaan roeien en zo nog een vleugje wind te voelen.
We vertrekken iets na negenen en even later roeien we de al openstaande grote Hondsbossche sluis in, waar Petra gauw in haar zakken naar 4 euro passagegeld zoekt. Er is nog weinig pleziervaart zo vroeg in de morgen. Bij De Poel slaan we stuurboord uit en passeren peddelend een hele rits woonboten. Later ligt het veld weer open en varen we door grasvelden richting Neck.
Bij de kano-overstap plek staat een auto hinderlijk geparkeerd, maar even later komt de bestuurster hem al een eind naar achteren rijden. Het uitstappen blijft lastig, met een roeiboot die aan weerskanten van de uitstap meters uitsteekt maar met wat gemanoeuvreer en veel helpende handen komt ieder heelhuids de boot uit. We tillen de Iris en de Jonge Dirk het water uit en leggen ze in het gras te rusten.
Bij restaurant 1456 worden we feestelijk onthaald. Parasols voor schaduw, veel alcoholvrij bier op het heetste moment van de dag, uiensoep (met wat gemors op het been van Joke en de arm van Tony – de jonge serveerster strijkt het liefdevol met haar hand weg), een feestelijke plank met broodjes en kleine zoetigheden als nagerecht. Met een doggy-bag vol broodjes lopen we over de brug terug.
We slepen de boten de weg over en stappen weer in. Doodstil is het op het water en we roeien, met een kleine omweg, langs starende koeien, naar de Poelsluis. Petra zit op boeg en raakt door een onverwachte stuurmanouvre met haar riem een brugpijler, een ontwrichte schouder tot gevolg.
Bij de Poelsluis is het hommeles. Veel motorbootjes liggen geankerd, veel zwemmers om ons heen, lastig manoeuvreren door zijwind. En op de plek waar we altijd konden aanleggen, liggen lege schuiten aangemeerd. We drijven langzaam richting sluis, waardoor we als eerste naar binnen kunnen peddelen, zeer tot ongenoegen van wachtende motorboten achter ons. De sluiswachter is relaxed: “als jullie boos blijven, bedien ik de sluis niet.” Buiten is het een gekrioel van boten die weer naar binnen willen, er is veel golfslag en we zijn blij als we de overkant hebben behaald. Wel een aandachtspunt dus: gaat spier- altijd voor motorkracht? Is het aan de sluiswachter roeiboten eerder door te laten? In ieder geval scheelde dit “voordringen” ons minstens een uur……
Bij de Wormerveerse kunnen we onze spieren (en zitbotten) even tot rust laten komen. De mannen duiken het water in en komen met bloedzuigers op hun benen weer boven, de dames liggen uitgestrekt of bungelen met hun benen in het water. We komen tegen half 7 onze sluis uit en genieten op het terras nog even na van deze perfecte dag.
En dan zijn we op de terugreis over de Zaan ook nog gespot door Cees, Nico, Bert en Francis en Bart……